Dodenherdenking 2018
Ingetogen 4 mei herdenking.
In een stemmige en ingetogen herdenking werden de Oudenbossche doden gevallen door oorlogsgeweld herdacht. Dit jaar werd ingespeeld op het landelijk thema: Verzet. In de oecumenische gebedsdienst die werd opgeluisterd door het Oudenbosch mannenkoor en het West-Brabants gemengd koor werden enkele verzetsverhalen verteld.
Wethouder Jan Mollen sprak bij het monument aan de Julianalaan en memoreerde dat verzetsdaden vaak heroïsch klinken maar in feite veel gevolgen had voor mensen die betrokken waren. Jongeren van de scouting legden kransen en bloemen namens de gemeente Halderberge, het Oranjecomité en de plaatselijke kerken, terwijl de Oudenbossche Harmonie enkele koralen ten gehore bracht.
Deze verzetsverhalen willen we u niet onthouden.
Verzet in Oudenbosch
Eduard de Leeuw: verraad en vlucht
In 1944 kwam ik in contact met Sjef Adriaansen. Hij was bij de marechaussee en in 1942 via Zwitserland naar Engeland gegaan. Daar was hij getraind als radiotelegrafist voor het Bureau Inlichtingen. Begin 1944 landde hij in West-Brabant. In Oudenbosch had hij een zendadres bij mijn goede vriend Theo Daniels, die hem met mij in contact bracht. Het was moeilijk voor Sjef om alle doelen te vinden om te laten bombarderen. Daarom wilde hij met de ondergrondse in contact komen. Onder mijn trouwe klantenkring was een winkelierster, van wie de man op het vliegveld in Gilze-Rijen werkte. Hij heeft verschillende tekeningen gemaakt van het vliegveld met de plaatsen waar bommen en benzine lagen opgeslagen. Sjef heeft dat doorgeseind naar Engeland, waarna het vliegveld verschillende keren is gebombardeerd. Een paar dagen voor D-day heeft hij ook het grensstation Roosendaal laten bombarderen, waardoor het treinverkeer naar Frankrijk stil kwam te liggen op het moment dat de Duitsers het nodig hadden om extra troepen naar Normandië te sturen. Een Nederlander, die voor Crisis Controle Dienst werkte heeft ons aan de Duitsers verraden. Op een vrijdagmorgen om 9.00 uur werd Sjef door de Gestapo opgepakt in de pastorie in Hoeven. Hij wilde juist gaan zenden vanuit de kamer van kapelaan Alfred Verhagen. Die werd ook meegenomen. Een paar dagen later, op dinsdagmorgen, werd Theo Daniels door de Gestapo van zijn bed gelicht. Terwijl de Gestapo bij Daniels was, werd er bij ons aan de voordeur gebeld. Ik ging kijken en daar lag een briefje onder de deur: ‘Eduard verdwijn, de Gestapo is bij Daniels’. Ik liet het aan mijn vader zien, pakte wat kleren bij elkaar, zei: ‘Ik zie je wel na de oorlog’, en verdween. Zeven leden van mijn groep zijn op 5 september, Dolle Dinsdag, in het concentratiekamp Vught gefusilleerd, onder hen Sjef Adriaansen en kapelaan Verhagen. Een politieman is net als ik op tijd gewaarschuwd. Theo Daniels heeft het concentratiekamp Sobíbor (Oost-Polen) overleefd. Hij werd bevrijd door de Russen.
Gerardus Vermolen: drukker van het illegale dagblad Trouw
Het was onder de rook van de Basiliek dat Gerardus Vermolen begin 1943 bezoek kreeg van Dick Ouwerkerk, een van de figuren achter het ondergrondse Trouw die in juni 1944 in Vught door de Duitsers werden gefusilleerd. ‘Met de uitgave van de Oudenbossche Courant was ik allang gestopt. Ik kreeg daarvoor geen papier meer, omdat ik niet wilde drukken wat de bezetters er graag in wilden hebben. Het verzoek van Dick Ouwerkerk om Trouw te gaan vervaardigen kwam op een moment dat ik er juist over liep te denken iets voor de goede zaak te gaan doen. Ik heb meteen mijn medewerking toegezegd. Mijn drie personeelsleden – Kees van Oosterhout, Laurentius Wagemakers en Henri Verschuren – waren er ook dadelijk voor te vinden. Kort daarop begon het. Om een uur of acht ’s avonds gingen we dan drukken. Dat deden we op een Johannesberger stopcylinderpers uit 1902, alles met de hand. De gedrukte kranten werden opgehaald door Wim Bezemer, een kaashandelaar uit Breda. Hij vervoerde de kranten door Zeeland in een bestelautootje dat, om herkenning te voorkomen, regelmatig werd overgespoten. De ene keer was het geel, dan blauw en dan weer zwart. De overige kranten werden per bakfiets naar het station in Oudenbosch gebracht en vandaar per trein naar allerlei bestemmingen in Brabant vervoerd. Diverse conducteurs zaten in het complot. De kranten waren verpakt in grauw papier met daarop een etiket met het opschrift ‘Geheime stukken Nederlandsche Spoorwegen’. Het was achteraf gezien inderdaad nogal gewaagd, maar daarbij stond je eigenlijk niet stil. Je wist niet wat oorlog was. Gelukkig is het goed gegaan. Degenen die op de hoogte waren van wat zich in de drukkerij afspeelde hadden een wachtwoord, dat bij allerlei gelegenheden moest worden gebruikt: Hou en Trouw! Op een ochtend kwam een Duitse generaal met twee officieren onze drukkerij binnenstappen. Het zetsel van Trouw lag er nog. De pakken met ingepakte kranten stonden in het gangetje bij de poort gereed om te worden opgehaald. De Duitse officieren keurden die pakken geen blik waardig. Ze kwamen informeren of ik een krant kon drukken voor de Duitsers in Oudenbosch. Ik hield me van de domme. Ik was maar een klein drukkertje en beschikte daarvoor niet over het materiaal. Ja, dat zagen ze. Ze salueerden en vertrokken. Ze zouden elders een bedrijf opzoeken dat wel over mogelijkheden beschikte.’ De activiteiten van drukkerij Vermolen voor het illegale Trouw eindigden kort na D-day. Het werd toen te gevaarlijk. Drukkerij Broese en Peereboom in Breda nam de fakkel over.
Ruud Corbey: onderduikers in huis
De Short Stirling bommenwerper MK IV, LJ 594, maakte deel uit van een formatie van 15 die op weg was naar de dropping-zone bij Arnhem. ‘Als we de formatie niet verlaten hadden, dan waren we ook niet direct het mikpunt van het luchtafweergeschut geworden. We hadden echter geen keus, Bij het passeren van Moerdijk week ons toestel uit in zuidoostelijke richting. Het toestel werd geraakt door Duits luchtafweergeschut. Boven Bosschenhoofd eindigde de noodlanding’. Kapelaan Lazeroms uit Bosschenhoofd was het waarschijnlijk die Kempton en boordtelegrafist Bridgeman op zijn fiets het bos mee ingenomen heeft. ‘Daar zijn we gebleven tot het hoofd van de politie en twee motoragenten ons zijn komen ophalen. We hebben die eerste nacht doorgebracht op het bureau van Oudenbosch. De volgende dag zijn we naar het huis van de familie Corbey gebracht.’ Ruud Corbey was destijds veearts en had al eerder een onderduiker in huis gehad. ‘Toen ik het verzoek kreeg om twee man te herbergen moest ik dat natuurlijk eerst met mijn vrouw overleggen. We hadden twee piepjonge kinderen en daar heb je ook rekening mee te houden. We waren er snel over eens dat we hulp moesten bieden. We zouden het echter voor het personeel geheim houden.’ De Britten hadden boven een kamer en in geval van onraad moesten ze onderduiken. Niemand buiten timmerman Bedaf en de betrokkenen was op de hoogte van het plaatsje tussen souterrain en trap. De Britten moesten zich doodstil houden. Ze hadden uitzicht over het kerkhof en het Heilig Hartbeeld. Drie bemanningsleden van de Stirling vielen in handen van de Duitsers. De overigen werden door de politie van Oudenbosch in samenwerking met georganiseerde burgers uit het verzet in veiligheid gebracht. Na een onderduikperiode werden ze in ‘geleende’ marechaussee-uniformen dwars door de Duitse linies naar Breda gebracht. Na de bevrijding van de stad in oktober 1944 werden ze naar Antwerpen gebracht en vervolgens overgevlogen naar Engeland.